Op 13 februari 2019 presenteerde Agnès Varda op de Berlinale, het filmfestival van Berlijn, haar nieuwste en tevens laatste film: Varda par Agnès. Het is een documentair zelfportret van 115 minuten waarin de Frans-Belgische cineast terugkijkt op haar lange loopbaan van zo’n 65 jaar.
Bij de persconferentie werd ze door de organisatie geïntroduceerd als: ‘Regisseur. Scenarist. Legende.’ Net toen iedereen wilde opspringen voor een staande ovatie, greep de 90-jarige op geheel eigen wijze in: ‘Nee! Zo is het wel genoeg. Ik ben geen religie, ofzo. En ik leef nog steeds, hoor.’
Die anekdote vind je terug in de recent verschenen biografie A Complicated Passion: The Life and Work of Agnès Varda, geschreven door de Amerikaanse filmcriticus Carrie Rickey.
Allemaal mannen
Een autobiografie was er al, dit is de eerste Engelstalige biografie over Varda. In soepel proza schetst Rickey waarom Varda in de loop der jaren steeds meer werd gezien als de godmother van de zo veelbesproken Franse nouvelle vague.
Als het gaat over deze nieuwe Franse golf die eind jaren vijftig, begin jaren zestig de filmwereld op zijn kop zette, dan vallen doorgaans de namen van Godard, Truffaut, Resnais, Chabrol, Rohmer, Bresson – allemaal mannen die in meer of mindere mate waren verbonden aan het invloedrijke filmtijdschrift Cahiers du cinéma.
Varda met haar kenmerkende kleurrijke bloempotkapsel, in San Sebastian in 2017.Beeld Getty
Maar ergens in de Parijse luwte was Varda al in 1954 begonnen met haar stijl, die zich laat typeren door zwart-wit, filmen op locatie, natuurlijk licht, inrijders met de camera. Ook liet ze het geluid en de dialogen pas invoegen tijdens de postproductie. Daardoor konden de acteurs zich op hun spel concentreren in plaats van op hun tekst. Dat alles, en natuurlijk de filosofische ondertonen en veelbetekenende stiltes waar de Fransen zo dol op zijn.
Autodidact
Haar debuutfilmwas La pointe courte, uitgebracht in 1955, over een Parijs stel in een relatiecrisis, gezet tegen het decor van de Zuid-Franse (vissers)havenstad Sète, waar de mannelijke hoofdpersoon oorspronkelijk vandaan komt. Zij (actrice Silvia Monfort): ‘Ik ben gekomen om je te vertellen dat we uit elkaar moeten gaan.’ Hij (aankomend acteur Philippe Noiret) kan alleen maar verschrikt opkijken. Uiteindelijk komt het allemaal goed, maar veel belangrijker is dat Varda hier fictie vermengt met documentair beeld over de vissers. Die mengelmoes van stijlen zou ze ook in haar latere werk altijd blijven gebruiken.
Philippe Noiret en Silvia Monfort in ‘La Pointe Courte’.
Agnès Varda als voorloper van de nouvelle vague, dat valt goed te verdedigen. Nog bijzonderder wordt het als je weet dat ze autodidact was, en weinig tot niets wist van film. Ze had er hooguit tien, twintig in de bioscoop gezien.
De eerste, zo lezen we, was trouwens Disneys Sneeuwwitje, nog voor de oorlog in Brussel, ze was 10 jaar. ‘Ik vond haar maar dom, raar en lelijk. Waarom zou ze onbezoldigd al dat huishoudwerk voor die zeven dwergen moeten doen?’
Voor Varda begon het met fotografie.
Gokverslaafde vader
Nog tijdens haar studies kunstgeschiedenis en filosofie kreeg ze in 1947 van haar moeder Christiane een tweedehands camera. Niet zomaar een fotocamera, maar een Rolleiflex-reflexcamera, de Stradivarius van de fotografie.
Haar moeder moest er wat familiejuwelen voor verpatsen, maar dat – zo blijkt wel uit de biografie – deed ze graag, ze heeft haar middelste dochter altijd gesteund.
Van haar vader Eugène Varda, ingenieur van beroep, had ze minder support te verwachten. Hij was gokverslaafd, en zou in augustus 1952 tijdens een spelletje roulette sterven aan een hartaanval in het casino van Knokke.
Popzangeres met existentiële crisis
Met haar camera begon Agnès Varda voorzichtig kiekjes te maken op bruiloften en familiefeesten. Het leverde een aardig zakcentje op, maar de uitgekiende composities kwamen toen ze als stagiair werd uitgenodigd bij het prestigieuze theaterfestival van Avignon. Uiteindelijk werd ze in 1951 hoffotograaf bij het Nationaal Theater in Parijs. Zo zag ze tot 1961 alle grootheden van de Franse toneelwereld aan haar lens voorbij trekken.
Maar ondertussen was er toch de lokroep van de speelfilm. Het debuut La pointe courte had Varda goed gesmaakt, en de relatie met haar toekomstige echtgenoot, de filmregisseur Jacques Demy, zal daarbij geholpen hebben. Dus verscheen na een handvol korte- en opdrachtfilms in 1962 haar tweede grote bioscoopproductie: Cléo de 5 à 7.
Corinne Marchand als Cléo Victoire in ‘Cléo de 5 à 7’ (1962).Beeld .
Het verhaal draait om de (fictieve) popzangeres Cléo Victoire (Corinne Marchand) die door een existentiële crisis gaat. Ze vreest dat ze kanker heeft en bezoekt een waarzegster, maar de tarotkaarten maken het alleen nog maar erger: Cléo trekt ‘De Dood’.
In opperste paniek maakt ze in Parijs een rondgang langs haar vrienden en geliefden, een tour die zich afspeelt tussen 5 en 7 uur. Wat volgt, zijn gesprekken over wat nu, gemiste kansen en de zin van het leven.
De filosofische insteek hier: die intens beleefde subjectieve tijd van Cléo lijkt veel langer te duren dan de 5 tot 7 in de objectieve tijd – tegenwoordig zouden we spreken van de ‘verhevigde werkelijkheid’ van Agnès Varga. Het is uiteindelijk een arts die de hoofdpersoon geruststelt: haar toestand is niet uitzichtloos, twee maanden bestraling bieden uitkomst.
Varda: ‘Begin jaren zestig was kanker de schrik van de natie, iedereen sprak erover. Daar heb ik een film over geschreven en gemaakt.’
Veel niet-gerealiseerde projecten
Cléo de 5 à 7 werd een groot succes, en duikt nog steeds op in lijstjes van ‘klassiekers, geregisseerd door vrouwen’, net achter Jane Campions The Piano (1993). Popster Madonna wilde er eind jaren tachtig nog een remake van maken, met Varda als regisseur, waarin kanker zou worden vervangen door aids, maar dat project kwam nooit van de grond.
Zo voert deze biografie ons langs Varda’s hoogte- en dieptepunten, want dieptepunten waren er evenzeer. Net als in Nederland kent ook Frankrijk een filmfonds, het Centre national du Cinéma (CNC). Getuige de lijst van nooit gerealiseerde Varda-projecten had ze daar heel wat mee te stellen. ‘De jongens van het Cahiers du cinéma stonden er een stuk beter op.’
Een enkele woedeuitbarsting daargelaten filmde ze stug door. Zo volgde een reeks aan actuele documentaires over vrouwenstrijd, en verhalen vol sympathie voor de gewone man. Het ging er haar niet om een plek in de canon van de filmgeschiedenis te veroveren, liever trapte ze in haar werk de tijdgeest op de staart.
Christiane F. op het Franse platteland
Maar met haar speelfilm Sans toit ni loi (te vertalen als: zonder dak of wet) trad ze in 1985 alsnog definitief tot die canon toe. Met dit tienerdrama won ze de Gouden Leeuw voor beste speelfilm op het festival van Venetië. De 17-jarige actrice Sandrine Bonnaire, die hoofdpersoon Mona speelt, kreeg er een César voor, het Franse equivalent van de Oscar.
Sandrine Bonnaire als Mona in ‘Sans toit ni loi’ (1985).Beeld .
Een interessante film om terug te zien, nog het best te omschrijven als Christiane F. op het Franse platteland. Rebels meisje, jarentachtigdoom, geen toekomst, ontsnapt aan consumptief Parijs, leeft als zwerfjongere in een tentje, of in vervallen landhuizen, maakt foute vrienden, maar ondertussen heb je wel met haar te doen.
Die situaties waren uit de werkelijkheid geplukt, want Varda baseerde haar scenario op gesprekken met zulke ontheemde jongeren. Daar waren er in Frankrijk in die dagen heel wat van, en dat zal in onze tijd niet heel anders zijn.
De biografie van Agnès Varda.
Ook frappant: de film begint met Mona die doodgevroren wordt gevonden in een greppel. Van daaruit draait Varda de tijd terug, en vertelt ze over de laatste weken van het meisje. Zo speelt Varda altijd weer met de tijd.
Bloempotkapsel
Uiteindelijk maakte ze in de periode 1954-2019 in totaal 63 films: kort en lang, fictie en non-fictie door elkaar, en installaties voor musea en op straat deed ze er in al haar veelzijdigheid ook bij. Haar oeuvre leverde haar talloze prijzen op, waaronder een ere-Oscar in 2017, als eerste vrouwelijke regisseur.
Een kleurrijk leven, maar daar in Berlijn, op 13 februari 2019, ruim een maand voor haar dood – ditmaal zou ze de ereprijs Berlinale Kamera krijgen – had ze even genoeg van alle festiviteiten. Met een glimlach, onder dat archetypische, in diverse kleuren geverfde bloempotkapsel door: ‘Ik heb gewoon nieuwsgierige ogen. Dat is het.’
Carrie Rickey: A Complicated Passion: The Life and Work of Agnès Varda. Norton & Company; 288 pagina’s; € 27.
Varda op het IFFR
Als ‘eerbetoon aan de grande dame van de nouvelle vague’ presenteert International Film Festival Rotterdam een kort retrospectief rond Agnès Varda met goeddeels minder bekend werk.
Vertoond zullen worden:
– Die Frauen sind auf natürliche Art schöpferisch (1977), een documentaire van Katja Raganelli over haar ontmoeting met Agnès Varda (47 minuten).
– L’opéra-mouffe (1958), een korte film waarin Varda zich afvraagt hoe de wereld eruit zal zien voor haar ongeboren kind (16 minuten).
– Résponses de femmes: Notre corps, notre sexe (1975). Speciaal voor het Internationale Jaar van de Vrouw maakte Varda in opdracht van de Franse televisie deze verkenning over wat het betekent om vrouw te zijn. Oud, jong, gekleed, naakt, arm en rijk – allemaal reageren ze, in wat een pamflet van de tweede feministische golf mag worden gezien (8 minuten).
– Ulysse (1983). Op het strand van Calais nam Varda in 1954 een foto van een man, een jongen en een dode geit. Dertig jaar later keert ze terug naar de locatie en onderzoekt ze hoe herinneringen werken, en soms ook vertekenen (22 minuten).
Lees ook
Geselecteerd door de redactie